Beeld week 12: Vroege vlinders

Vroege vlinders doken deze winter onder op beschutte, vorstvrije plekjes.
Warmer weer wekt ze uit hun winterrust: snel de warmte van de zon zoeken
om te kunnen vliegen naar vroege bloei/nectar, en om een partner te vinden. 
En tot slot: een goede ‘gast’plant zoeken voor haar eitjes en rupsen. 

Wel riskant om te overwinteren als vlinder (ipv. als eitje, rups of pop),
om met die grote vleugels vol tere schubjes zonder ‘kleer’scheuren
zo’n ruw seizoen te overleven: zie de wittige slijtplekjes bij de bovenste ‘ogen’
maar die hieronder, met rafelig gesleten vleugelranden, kan er toch mee vliegen!!

Deze Gehakkelde aurelia veroverde een goed zonneb(l)ad en bezet strijdbaar
zijn territoriumplekje, ondanks de extra ‘hakkels’ uit zijn linkervleugel.

Soorten: Kleine vos (op Klein hoefblad), 2x Dagpauwoog, Gehakkelde aurelia.

Beeld week 11: Strand gestroomlijnd

Dag en nacht, zomer en winter, elke dag weer trekt het getij
zijn patronen in het natte zand, elke keer net even anders.
Waar de zee de zandbank hoger spoelde trekt de ebstroom er diepere geulen uit,
waar fijner zand en schelpgruis ligt verwaait de wind het droogste fijnste zand.
En na hoogwater begint alles weer opnieuw, weer net even anders …

Strand tussen Castricum en Egmond

Beeld week 10: Hoefblad bloeit vroeg

Tussen nog de oude, wegrottende bladstelen 
barsten de bloemknoppen van groot hoefblad uit hun wortelstok
die vorig seizoen door die reusachtige bladeren is volgestouwd
met alle voedingsstoffen voor zo’n vroege bloei.

(Meer dan) 13 knoppen/bloemen uit deze wortelstok
die zich tussen en uit de oeverstenen heeft gewrongen.
Nog even en dan staat deze oever volop in bloei, 
nog steeds zonder bladeren, die komen later pas uit.

Bijen vliegen meteen op zulke vroege voedselbronnen af
en duiken diep in alle net geopende bloempjes.

Beeld week 09: Mol op vrijerspootjes

Mollen leven solitair, in hun eigen vanggangen, onder zo’n 40 molshopen pp,
maar om te paren (febr.) moet je elkaar toch opzoeken en minstens dulden …
Onder een grote molshoop heeft een vrouwtje haar burcht/kraamhol gebouwd
en mannetjes moeten hun ‘thuis’ verlaten om zich naar een vrouwtje te graven.

Hun reisgangen (mollenritten) graven ze vlak onder de oppervlakte:
flinke afstanden, niet recht toe recht aan, zoekend, terug, een andere kant op?

Naar hun ondergrondse vrijages moet je raden:
de gangen van één behoedzame mol, of hebben meer hun kansen verkend?
Bij de burcht hieronder lijkt het er heftig aan toegegaan: tussen rivalen? 
Of had hij aanhoudende avances nodig om haar over te halen? 
Of was hij te opdringerig en heeft zij vrouwmoedig tegen’spel’ geboden?

Zo’n klein maar sterk molletje verzet al dat grondwerk voor
kraamkamers of voor al die zoekende vrijerstunnels en -bultjes daarnaartoe!
En daarna komt nog de broedzorg: die wil ze echt weer alleen doen …