

Teergroene tapijten van springzaad in de schaduw van bomen en bossen:
daar vangen ze toch genoeg licht door hun bladgroen zo breed mogelijk
te etaleren in hun grote dunne schaduwbladeren.
Zo’n groot dun blad verlept wel snel in de zon … maar als de warmte wegvalt
pompen ze met water hun bladeren weer snel stevig en breed.


De vruchtjes zie je al groeien: als die rijp en gezwollen/op spanning zijn
springen ze open bij aanraking, en slingeren zo hun zaden weg.
